|
Wolter Keers Wolter Keers introduceerde de Advaita Vedanta traditie als eerste in Nederland. |
|
Discussietools | Zoek in deze discussie | Weergave |
1 May 2015, 23:36 | #1 |
Geen lid
Berichten: n/a
|
Dit zijn mijn ervaringen
Wolter Keers
De Ene Ervaring Het woord 'ik' wordt gebruikt voor talloze dingen. Soms verwijst het woord 'ik' naar het lichaam, soms naar het functioneren van de zintuigen, soms naar het denken of voelen, naar het verrichten van een handeling, of naar een bepaalde situatie. 'ik' ben groot, klein, slim, dom, laf, ijverig; honderden en misschien wel duizenden dingen worden aangeduid met het woord 'ik'. En toch weet ieder van ons dat hij niet duizenden dingen is, maar dat hij één is. Ik had een vriend, die een heel korte ontmoeting had met Shri Ramana Maharshi, en daardoor volkomen van de tafel geveegd was. Hij was zo verblind dat hij eigenlijk niets meer kon zien en hij ging weg, huurde een huis in de Himalaya?s en, alsof het kantoorwerk was, ging hij in meditatie van ?s ochtends negen tot twaalf, en van twee tot vijf. Hij had allerlei belevingen, raakte af en toe in ?samadhi?, tot hij een jaar later opnieuw zijn leermeester opzocht. Bij de eerste ontmoeting vertelde hij van zijn belevingen en zei: ?such are my experiences?, dit zijn mijn ervaringen. Waarop zijn leermeester zei: ?dat kan ik helemaal niet accepteren: u bent één en daarom is uw ervaring ook één, u kunt nooit een heleboel ervaringen zijn.? Wat wij aanduiden met het woord 'ik' en wat het woord 'ik' wezenlijk betekent, is die Ene Ervaring die alle andere ervaringen gemeen hebben. Dat ?ikzelf? kan ik nooit zoeken zoals ik een object zoek dat verloren is gegaan, want dan zou ik mij buiten ?Ikzelf? moeten plaatsen en op zoek gaan. Toch is het dat wat er schijnbaar gebeurt. Eerst is er een gedachte, een gevoel dat 'ik' een persoonlijkheid ben, en daar leg ik mijn zwaartepunt neer, daar investeer ik mijn belangen en mijn energie in. Maar op een gegeven moment, door een of andere gebeurtenis krijg ik een schok, een herkenning, een faillissement, wat dan ook, en opeens besef ik dat die persoonlijkheid niet 'ik' is, maar dat er ergens achter de dingen een geheim verborgen ligt. En ik ga op zoek naar mijzelf! Je kent wellicht het verhaal uit de hindoeliteratuur van de man die op zoek gaat naar zijn halssnoer - in India dragen veel mannen halssnoeren. Hij zoekt overal tot hij op een gegeven ogenblik ontdekt dat hij het de hele tijd om zijn eigen nek heeft gehad. In de Europese kinderverhalen heb ik wel eens de variant erop gelezen van de grootvader, de oude heer, die zijn bril zoekt en niet merkt dat die bril de hele tijd op zijn eigen neus staat. We zoeken altijd te ver weg. Dat ligt ook voor de hand, want de wereld vertoont zich altijd aan ons volgens het standpunt dat ikzelf inneem. Omdat ik mij vereenzelvig met een object, met een persoonlijkheid, presenteert zich een wereld vol persoonlijkheden; een wereld van vormen waaraan namen worden gegeven. En doordat ik niet heel scherp heb leren kijken, neem ik aan dat het geluk in deze dingen ligt. Ik ga dus op zoek buiten mijzelf naar de dingen om mij heen, of soms naar die ?ferne geliebte?, naar dat wat achter de horizon ligt. Daar moet het geluk liggen, ver weg. Tot op de dag dat ik opeens ontdek dat het halssnoer om mijn eigen nek hangt. Die dag komt op het ogenblik dat ik wezenlijk van mijn hoofd tot aan mijn tenen begrijp dat het geluk niet in de dingen ligt. Dat ik nu niet meer gelukkig ben met die teddybeer, waar ik als kind mee gelukkig was, of met het indianenboek dat ik verslond toen ik elf jaar was. Het melkkannetje vullen met de oceaan Als we heel scherp kijken, kunnen we zien dat er een object is - dat kan een voorwerp zijn, of een kunstwerk, of muziek, dat kan een man, vrouw of kind zijn, dat kan alles zijn - dat ons meeneemt tot aan het geluk. Het is altijd iets dat me mijzelf als persoonlijkheid helemaal doet vergeten. Niet meer mijn egoïsme zit op de troon, maar iets anders. En dat feit alleen al, zelfs al ben ik volkomen onwetend over wat er gebeurt, is genoeg om mij om te toveren tot een kosmisch wezen. Dat gaat op voor koningen en ministers en dat gaat op voor de eerste de beste boerenknecht. Het heeft niets te maken met geleerdheid, met sociale positie, met artistieke begaafdheid, het is een universele wet. Leer ik volkomen scherp kijken, dan zie ik dat het object dat mij meegenomen heeft naar deze toestand, die eigenlijk geen toestand is, en die wij het Geluk noemen, dat dit voorwerp, die persoon, of wat dan ook, in die Ervaring zelf niet meer aanwezig is. Wanneer ik van iemand houd, van mijn haren tot mijn voetzolen, en ik zie zo iemand, dan is op slag en volkomen moeiteloos mijn hele egoïsme verdwenen. Dat wil niet zeggen dat het niet bijna ogenblikkelijk terugkomt, maar op dat ogenblik is het volkomen verdwenen. Samen met mijn egoïsme is de ander als object, als kenbaar, zichtbaar, tastbaar wezen verdwenen en daar is een toestand van volmaakte Eenheid. We zeggen A houdt van B en B houdt van A, maar dat is onjuist. A is opgelost, verdwenen en B is verdwenen; wat overblijft is de Liefde zelf. Daarin is geen A tegenwoordig en daarin is geen B. Daar is alleen één universele Ervaring. Maar wij zijn zo ontzettend getraind, om ogenblikkelijk daarop naam en vorm te projecteren, wij zijn zo ziekelijk gewend onmiddellijk het grijphandje uit te strekken en te zeggen: ?het is van mij?, dat zodra deze ervaring iets minder intens wordt en weer wat vorm aanwezig is, wij onmiddellijk zeggen: ?ik heb lief?. Wij eisen voor de persoonlijkheid, die maar een fractie van een milligram is van ons wezen, we eisen voor dat fragment het universele geheel op. Wij doen alsof wij het melkkannetje zijn dat de hele oceaan bevat. En daar geschiedt natuurlijk terstond het onheil. Onmiddellijk komt die serie van gewoonten en ik zeg: ?die ander is voor mij?. Of, als er iets gebeurt dat niet geheel past in het kader van mijn opvoeding, dan voel ik mij bedreigd, dan word ik boos, dan word ik jaloers; ik wil bezitten, ik wil beheersen of ik wil beheerst worden, enz. Zo probeert men dan, wat op zichzelf onbegrensd is, in te passen in het kleine, in het beeld dat men geprojecteerd heeft en waar men zich mee vereenzelvigt. |